Breuken (reeks 1)

Hoofdmenu Eentje per keer 

Reken uit

  1. \(\)In een school met 225 leerlingen zijn \(\frac{3}{5}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{3}{5}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel meisjes die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
  2. \(\)In een bedrijf met 360 werknemers zijn \(\frac{5}{10}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{2}{4}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel mannen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)
  3. \(\)In een school met 189 leerlingen zijn \(\frac{2}{3}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{3}{9}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel meisjes die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
  4. \(\)In een vrachtwagen met 448 dozen zijn \(\frac{2}{7}\) van de dozen kartonnen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{3}{8}\) die gebarsten zijn. Hoeveel kartonnen doosjes die gebarsten zijn zijn er?\(\)
  5. \(\)In een vrachtwagen met 63 dozen zijn \(\frac{2}{3}\) van de dozen kartonnen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{3}\) die gebarsten zijn. Hoeveel kartonnen doosjes die gebarsten zijn zijn er?\(\)
  6. \(\)In een bedrijf met 252 werknemers zijn \(\frac{5}{6}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{5}{7}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel mannen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)
  7. \(\)In een doos met 216 prullen zijn \(\frac{1}{8}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{2}{3}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel sleutelhangers die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
  8. \(\)In een doos met 180 stukken snoepgoed zijn \(\frac{1}{4}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{5}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
  9. \(\)In een school met 168 leerlingen zijn \(\frac{3}{8}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{5}{7}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel meisjes die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
  10. \(\)In een bedrijf met 450 werknemers zijn \(\frac{2}{5}\) van de werknemers vrouwen. Hiervan zijn er \(\frac{2}{10}\) die minstens 3 talen spreken. Hoeveel vrouwen die minstens 3 talen spreken zijn er?\(\)
  11. \(\)In een bedrijf met 630 werknemers zijn \(\frac{1}{9}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{2}{10}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel mannen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)
  12. \(\)In een vrachtwagen met 360 dozen zijn \(\frac{1}{4}\) van de dozen kartonnen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{5}{10}\) die gedeukt zijn. Hoeveel kartonnen doosjes die gedeukt zijn zijn er?\(\)

Reken uit

Verbetersleutel

  1. \(\frac{3}{5}\times\frac{3}{5}\times 225=81\text{ meisjes die met de fiets naar school komen}\)
  2. \(\frac{5}{10}\times\frac{2}{4}\times 360=90\text{ mannen die minstens 2 kinderen hebben}\)
  3. \(\frac{2}{3}\times\frac{3}{9}\times 189=42\text{ meisjes die met de fiets naar school komen}\)
  4. \(\frac{2}{7}\times\frac{3}{8}\times 448=48\text{ kartonnen doosjes die gebarsten zijn}\)
  5. \(\frac{2}{3}\times\frac{2}{3}\times 63=28\text{ kartonnen doosjes die gebarsten zijn}\)
  6. \(\frac{5}{6}\times\frac{5}{7}\times 252=150\text{ mannen die minstens 2 kinderen hebben}\)
  7. \(\frac{1}{8}\times\frac{2}{3}\times 216=18\text{ sleutelhangers die fluoriscerend zijn}\)
  8. \(\frac{1}{4}\times\frac{1}{5}\times 180=9\text{ gele snoepjes die een ronde vorm hebben}\)
  9. \(\frac{3}{8}\times\frac{5}{7}\times 168=45\text{ meisjes die eten van thuis meenemen}\)
  10. \(\frac{2}{5}\times\frac{2}{10}\times 450=36\text{ vrouwen die minstens 3 talen spreken}\)
  11. \(\frac{1}{9}\times\frac{2}{10}\times 630=14\text{ mannen die minstens 2 kinderen hebben}\)
  12. \(\frac{1}{4}\times\frac{5}{10}\times 360=45\text{ kartonnen doosjes die gedeukt zijn}\)
Oefeningengenerator vanhoeckes.be/wiskunde 2025-05-19 09:57:09