Reken uit
- \(\)In een bedrijf met 360 werknemers zijn \(\frac{4}{8}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{1}{5}\) die minstens 3 talen spreken. Hoeveel mannen die minstens 3 talen spreken zijn er?\(\)
- \(\)In een vrachtwagen met 540 dozen zijn \(\frac{1}{9}\) van de dozen metalen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{4}{6}\) die gebarsten zijn. Hoeveel metalen doosjes die gebarsten zijn zijn er?\(\)
- \(\)In een school met 315 leerlingen zijn \(\frac{4}{5}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{7}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel meisjes die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
- \(\)In een school met 288 leerlingen zijn \(\frac{2}{6}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{6}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel meisjes die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
- \(\)In een bedrijf met 350 werknemers zijn \(\frac{5}{7}\) van de werknemers vrouwen. Hiervan zijn er \(\frac{1}{10}\) die minstens 3 talen spreken. Hoeveel vrouwen die minstens 3 talen spreken zijn er?\(\)
- \(\)In een vrachtwagen met 126 dozen zijn \(\frac{4}{6}\) van de dozen kartonnen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{7}\) die gedeukt zijn. Hoeveel kartonnen doosjes die gedeukt zijn zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 192 stukken snoepgoed zijn \(\frac{6}{8}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{6}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
- \(\)In een vrachtwagen met 63 dozen zijn \(\frac{2}{3}\) van de dozen metalen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{4}{7}\) die gedeukt zijn. Hoeveel metalen doosjes die gedeukt zijn zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 700 stukken snoepgoed zijn \(\frac{6}{10}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{6}{10}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
- \(\)In een bedrijf met 360 werknemers zijn \(\frac{1}{6}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{5}{10}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel mannen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)
- \(\)In een school met 384 leerlingen zijn \(\frac{2}{8}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{6}{8}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel jongens die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
- \(\)In een school met 105 leerlingen zijn \(\frac{6}{7}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{3}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel meisjes die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
Reken uit
Verbetersleutel
- \(\frac{4}{8}\times\frac{1}{5}\times 360=36\text{ mannen die minstens 3 talen spreken}\)
- \(\frac{1}{9}\times\frac{4}{6}\times 540=40\text{ metalen doosjes die gebarsten zijn}\)
- \(\frac{4}{5}\times\frac{2}{7}\times 315=72\text{ meisjes die met de fiets naar school komen}\)
- \(\frac{2}{6}\times\frac{2}{6}\times 288=32\text{ meisjes die met de fiets naar school komen}\)
- \(\frac{5}{7}\times\frac{1}{10}\times 350=25\text{ vrouwen die minstens 3 talen spreken}\)
- \(\frac{4}{6}\times\frac{2}{7}\times 126=24\text{ kartonnen doosjes die gedeukt zijn}\)
- \(\frac{6}{8}\times\frac{2}{6}\times 192=48\text{ gele snoepjes die een ronde vorm hebben}\)
- \(\frac{2}{3}\times\frac{4}{7}\times 63=24\text{ metalen doosjes die gedeukt zijn}\)
- \(\frac{6}{10}\times\frac{6}{10}\times 700=252\text{ gele snoepjes die een ronde vorm hebben}\)
- \(\frac{1}{6}\times\frac{5}{10}\times 360=30\text{ mannen die minstens 2 kinderen hebben}\)
- \(\frac{2}{8}\times\frac{6}{8}\times 384=72\text{ jongens die eten van thuis meenemen}\)
- \(\frac{6}{7}\times\frac{1}{3}\times 105=30\text{ meisjes die eten van thuis meenemen}\)