Breuken (reeks 1)

Hoofdmenu Eentje per keer 

Reken uit

  1. \(\)In een doos met 72 stukken snoepgoed zijn \(\frac{2}{6}\) van de stukken snoepgoed koekjes. Hiervan zijn er \(\frac{3}{4}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel koekjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)
  2. \(\)In een doos met 81 prullen zijn \(\frac{7}{9}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{2}{3}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel sleutelhangers die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
  3. \(\)In een doos met 224 prullen zijn \(\frac{3}{4}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{5}{8}\) die lekker ruiken. Hoeveel polsbandjes die lekker ruiken zijn er?\(\)
  4. \(\)In een doos met 420 stukken snoepgoed zijn \(\frac{7}{10}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{3}{6}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
  5. \(\)In een vrachtwagen met 315 dozen zijn \(\frac{1}{5}\) van de dozen metalen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{5}{9}\) die gedeukt zijn. Hoeveel metalen doosjes die gedeukt zijn zijn er?\(\)
  6. \(\)In een doos met 378 prullen zijn \(\frac{5}{6}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{8}{9}\) die lekker ruiken. Hoeveel sleutelhangers die lekker ruiken zijn er?\(\)
  7. \(\)In een doos met 160 stukken snoepgoed zijn \(\frac{5}{10}\) van de stukken snoepgoed koekjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{4}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel koekjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
  8. \(\)In een doos met 648 prullen zijn \(\frac{3}{9}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{5}{9}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel sleutelhangers die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
  9. \(\)In een doos met 360 stukken snoepgoed zijn \(\frac{1}{6}\) van de stukken snoepgoed koekjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{6}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel koekjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)
  10. \(\)In een school met 256 leerlingen zijn \(\frac{2}{8}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{7}{8}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel meisjes die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
  11. \(\)In een doos met 280 stukken snoepgoed zijn \(\frac{1}{4}\) van de stukken snoepgoed koekjes. Hiervan zijn er \(\frac{4}{7}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel koekjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)
  12. \(\)In een bedrijf met 900 werknemers zijn \(\frac{7}{10}\) van de werknemers vrouwen. Hiervan zijn er \(\frac{8}{9}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel vrouwen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)

Reken uit

Verbetersleutel

  1. \(\frac{2}{6}\times\frac{3}{4}\times 72=18\text{ koekjes die een vierkante vorm hebben}\)
  2. \(\frac{7}{9}\times\frac{2}{3}\times 81=42\text{ sleutelhangers die fluoriscerend zijn}\)
  3. \(\frac{3}{4}\times\frac{5}{8}\times 224=105\text{ polsbandjes die lekker ruiken}\)
  4. \(\frac{7}{10}\times\frac{3}{6}\times 420=147\text{ gele snoepjes die een ronde vorm hebben}\)
  5. \(\frac{1}{5}\times\frac{5}{9}\times 315=35\text{ metalen doosjes die gedeukt zijn}\)
  6. \(\frac{5}{6}\times\frac{8}{9}\times 378=280\text{ sleutelhangers die lekker ruiken}\)
  7. \(\frac{5}{10}\times\frac{1}{4}\times 160=20\text{ koekjes die een ronde vorm hebben}\)
  8. \(\frac{3}{9}\times\frac{5}{9}\times 648=120\text{ sleutelhangers die fluoriscerend zijn}\)
  9. \(\frac{1}{6}\times\frac{2}{6}\times 360=20\text{ koekjes die een vierkante vorm hebben}\)
  10. \(\frac{2}{8}\times\frac{7}{8}\times 256=56\text{ meisjes die eten van thuis meenemen}\)
  11. \(\frac{1}{4}\times\frac{4}{7}\times 280=40\text{ koekjes die een vierkante vorm hebben}\)
  12. \(\frac{7}{10}\times\frac{8}{9}\times 900=560\text{ vrouwen die minstens 2 kinderen hebben}\)
Oefeningengenerator vanhoeckes.be/wiskunde 2025-04-02 04:58:57