Breuken (reeks 1)

Hoofdmenu Eentje per keer 

Reken uit

  1. \(\)In een vrachtwagen met 120 dozen zijn \(\frac{1}{3}\) van de dozen metalen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{4}\) die gedeukt zijn. Hoeveel metalen doosjes die gedeukt zijn zijn er?\(\)
  2. \(\)In een school met 480 leerlingen zijn \(\frac{5}{8}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{4}{6}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel jongens die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
  3. \(\)In een doos met 96 stukken snoepgoed zijn \(\frac{4}{6}\) van de stukken snoepgoed koekjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{4}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel koekjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)
  4. \(\)In een vrachtwagen met 180 dozen zijn \(\frac{3}{6}\) van de dozen kartonnen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{3}{5}\) die gebarsten zijn. Hoeveel kartonnen doosjes die gebarsten zijn zijn er?\(\)
  5. \(\)In een doos met 80 prullen zijn \(\frac{3}{4}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{5}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel polsbandjes die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
  6. \(\)In een school met 160 leerlingen zijn \(\frac{1}{5}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{8}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel meisjes die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
  7. \(\)In een doos met 300 stukken snoepgoed zijn \(\frac{3}{5}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{10}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)
  8. \(\)In een doos met 162 prullen zijn \(\frac{5}{9}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{3}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel polsbandjes die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
  9. \(\)In een doos met 420 prullen zijn \(\frac{2}{7}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{5}{6}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel sleutelhangers die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
  10. \(\)In een bedrijf met 540 werknemers zijn \(\frac{4}{9}\) van de werknemers mannen. Hiervan zijn er \(\frac{9}{10}\) die minstens 3 talen spreken. Hoeveel mannen die minstens 3 talen spreken zijn er?\(\)
  11. \(\)In een doos met 189 prullen zijn \(\frac{4}{7}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{3}{9}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel polsbandjes die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
  12. \(\)In een doos met 144 stukken snoepgoed zijn \(\frac{1}{3}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{6}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)

Reken uit

Verbetersleutel

  1. \(\frac{1}{3}\times\frac{2}{4}\times 120=20\text{ metalen doosjes die gedeukt zijn}\)
  2. \(\frac{5}{8}\times\frac{4}{6}\times 480=200\text{ jongens die eten van thuis meenemen}\)
  3. \(\frac{4}{6}\times\frac{1}{4}\times 96=16\text{ koekjes die een vierkante vorm hebben}\)
  4. \(\frac{3}{6}\times\frac{3}{5}\times 180=54\text{ kartonnen doosjes die gebarsten zijn}\)
  5. \(\frac{3}{4}\times\frac{2}{5}\times 80=24\text{ polsbandjes die fluoriscerend zijn}\)
  6. \(\frac{1}{5}\times\frac{1}{8}\times 160=4\text{ meisjes die met de fiets naar school komen}\)
  7. \(\frac{3}{5}\times\frac{2}{10}\times 300=36\text{ gele snoepjes die een vierkante vorm hebben}\)
  8. \(\frac{5}{9}\times\frac{1}{3}\times 162=30\text{ polsbandjes die fluoriscerend zijn}\)
  9. \(\frac{2}{7}\times\frac{5}{6}\times 420=100\text{ sleutelhangers die fluoriscerend zijn}\)
  10. \(\frac{4}{9}\times\frac{9}{10}\times 540=216\text{ mannen die minstens 3 talen spreken}\)
  11. \(\frac{4}{7}\times\frac{3}{9}\times 189=36\text{ polsbandjes die fluoriscerend zijn}\)
  12. \(\frac{1}{3}\times\frac{2}{6}\times 144=16\text{ gele snoepjes die een vierkante vorm hebben}\)
Oefeningengenerator vanhoeckes.be/wiskunde 2025-05-19 06:51:30