Instapvraagstukken

Hoofdmenu Eentje per keer 

Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.

  1. \(\text{Nihad gaat 3 dagen in de week schaatsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 7.5 km geschaatst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
  2. \(\text{Wouter heeft 34 euro uitgegeven aan een gouden Pokemonkaart.} \\ \text{Er is nu nog 217 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\)
  3. \(\text{Mohamed heeft 32 euro uitgegeven aan een gouden Pokemonkaart.} \\ \text{Er is nu nog 311 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\)
  4. \(\text{Nihad gaat 6 dagen in de week fietsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 108 km gefietst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
  5. \(\text{Loubna gaat 3 dagen in de week fietsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 72 km gefietst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
  6. \(\text{Warinda heeft 5 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 64 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
  7. \(\text{Warinda heeft 3 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 61 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
  8. \(\text{Jana gaat 4 dagen in de week zwemmen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 0.8 km gezwommen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
  9. \(\text{Wouter heeft 51 euro uitgegeven aan een kerstcadeau voor een vriendin.} \\ \text{Er is nu nog 234 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\)
  10. \(\text{Froukje heeft 7 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 43 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
  11. \(\text{Warinda heeft 3 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 42 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\)
  12. \(\text{Maxim heeft 35 euro uitgegeven aan een spidermanpak.} \\ \text{Er is nu nog 102 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\)

Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.

Verbetersleutel

  1. \(\text{Nihad gaat 3 dagen in de week schaatsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 7.5 km geschaatst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per rondje} \\ 3.x = 7.5 \\ \Leftrightarrow x = \frac{7.5}{3} = 2.5 \\ \text{Nihad legt 2.5 km af per rondje}\)
  2. \(\text{Wouter heeft 34 euro uitgegeven aan een gouden Pokemonkaart.} \\ \text{Er is nu nog 217 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Wouter voor de aankoop} \\ x - 34 = 217 \\ \Leftrightarrow x = 217 + 34 = 251 \\ \text{Wouter had 251 euro}\)
  3. \(\text{Mohamed heeft 32 euro uitgegeven aan een gouden Pokemonkaart.} \\ \text{Er is nu nog 311 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Mohamed voor de aankoop} \\ x - 32 = 311 \\ \Leftrightarrow x = 311 + 32 = 343 \\ \text{Mohamed had 343 euro}\)
  4. \(\text{Nihad gaat 6 dagen in de week fietsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 108 km gefietst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per tourke} \\ 6.x = 108 \\ \Leftrightarrow x = \frac{108}{6} = 18 \\ \text{Nihad legt 18 km af per tourke}\)
  5. \(\text{Loubna gaat 3 dagen in de week fietsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 72 km gefietst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per tourke} \\ 3.x = 72 \\ \Leftrightarrow x = \frac{72}{3} = 24 \\ \text{Loubna legt 24 km af per tourke}\)
  6. \(\text{Warinda heeft 5 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 64 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\ 5.x = 64 \\ \Leftrightarrow x = \frac{64}{5} = 12.8 \\ \text{Warinda kan maximaal 12.8 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
  7. \(\text{Warinda heeft 3 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 61 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\ 3.x = 61 \\ \Leftrightarrow x = \frac{61}{3} = 20.33 \\ \text{Warinda kan maximaal 20.33 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
  8. \(\text{Jana gaat 4 dagen in de week zwemmen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 0.8 km gezwommen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per baantje} \\ 4.x = 0.8 \\ \Leftrightarrow x = \frac{0.8}{4} = 0.2 \\ \text{Jana legt 0.2 km af per baantje}\)
  9. \(\text{Wouter heeft 51 euro uitgegeven aan een kerstcadeau voor een vriendin.} \\ \text{Er is nu nog 234 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Wouter voor de aankoop} \\ x - 51 = 234 \\ \Leftrightarrow x = 234 + 51 = 285 \\ \text{Wouter had 285 euro}\)
  10. \(\text{Froukje heeft 7 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 43 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\ 7.x = 43 \\ \Leftrightarrow x = \frac{43}{7} = 6.14 \\ \text{Froukje kan maximaal 6.14 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
  11. \(\text{Warinda heeft 3 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 42 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per stof} \\ 3.x = 42 \\ \Leftrightarrow x = \frac{42}{3} = 14 \\ \text{Warinda kan maximaal 14 euro uitgeven aan een meter stof}\)
  12. \(\text{Maxim heeft 35 euro uitgegeven aan een spidermanpak.} \\ \text{Er is nu nog 102 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Maxim voor de aankoop} \\ x - 35 = 102 \\ \Leftrightarrow x = 102 + 35 = 137 \\ \text{Maxim had 137 euro}\)
Oefeningengenerator vanhoeckes.be/wiskunde 2024-05-07 17:03:50