Reken uit
- \(\)In een vrachtwagen met 540 dozen zijn \(\frac{4}{10}\) van de dozen kartonnen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{6}{9}\) die gebarsten zijn. Hoeveel kartonnen doosjes die gebarsten zijn zijn er?\(\)
- \(\)In een school met 168 leerlingen zijn \(\frac{1}{3}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{4}{7}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel jongens die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
- \(\)In een bedrijf met 108 werknemers zijn \(\frac{2}{4}\) van de werknemers vrouwen. Hiervan zijn er \(\frac{1}{3}\) die minstens 2 kinderen hebben. Hoeveel vrouwen die minstens 2 kinderen hebben zijn er?\(\)
- \(\)In een school met 45 leerlingen zijn \(\frac{2}{5}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{2}{3}\) die eten van thuis meenemen. Hoeveel jongens die eten van thuis meenemen zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 360 stukken snoepgoed zijn \(\frac{3}{5}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{6}{9}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 540 stukken snoepgoed zijn \(\frac{6}{9}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{5}{6}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 560 prullen zijn \(\frac{3}{7}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{1}{8}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel sleutelhangers die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
- \(\)In een school met 441 leerlingen zijn \(\frac{1}{7}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{4}{7}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel jongens die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 378 prullen zijn \(\frac{5}{7}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{5}{9}\) die lekker ruiken. Hoeveel sleutelhangers die lekker ruiken zijn er?\(\)
- \(\)In een bedrijf met 120 werknemers zijn \(\frac{2}{3}\) van de werknemers vrouwen. Hiervan zijn er \(\frac{5}{8}\) die minstens 3 talen spreken. Hoeveel vrouwen die minstens 3 talen spreken zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 450 prullen zijn \(\frac{7}{9}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{1}{5}\) die lekker ruiken. Hoeveel sleutelhangers die lekker ruiken zijn er?\(\)
- \(\)In een doos met 280 stukken snoepgoed zijn \(\frac{2}{5}\) van de stukken snoepgoed koekjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{7}\) die een vierkante vorm hebben. Hoeveel koekjes die een vierkante vorm hebben zijn er?\(\)
Reken uit
Verbetersleutel
- \(\frac{4}{10}\times\frac{6}{9}\times 540=144\text{ kartonnen doosjes die gebarsten zijn}\)
- \(\frac{1}{3}\times\frac{4}{7}\times 168=32\text{ jongens die met de fiets naar school komen}\)
- \(\frac{2}{4}\times\frac{1}{3}\times 108=18\text{ vrouwen die minstens 2 kinderen hebben}\)
- \(\frac{2}{5}\times\frac{2}{3}\times 45=12\text{ jongens die eten van thuis meenemen}\)
- \(\frac{3}{5}\times\frac{6}{9}\times 360=144\text{ gele snoepjes die een ronde vorm hebben}\)
- \(\frac{6}{9}\times\frac{5}{6}\times 540=300\text{ gele snoepjes die een vierkante vorm hebben}\)
- \(\frac{3}{7}\times\frac{1}{8}\times 560=30\text{ sleutelhangers die fluoriscerend zijn}\)
- \(\frac{1}{7}\times\frac{4}{7}\times 441=36\text{ jongens die met de fiets naar school komen}\)
- \(\frac{5}{7}\times\frac{5}{9}\times 378=150\text{ sleutelhangers die lekker ruiken}\)
- \(\frac{2}{3}\times\frac{5}{8}\times 120=50\text{ vrouwen die minstens 3 talen spreken}\)
- \(\frac{7}{9}\times\frac{1}{5}\times 450=70\text{ sleutelhangers die lekker ruiken}\)
- \(\frac{2}{5}\times\frac{2}{7}\times 280=32\text{ koekjes die een vierkante vorm hebben}\)