Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.
- \(\text{Mila heeft 5 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 42 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\)
- \(\text{Lina heeft 7 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 83 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\)
- \(\text{Nihad gaat 5 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 60 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Froukje heeft 7 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 71 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
- \(\text{Mohamed heeft 51 euro uitgegeven aan een gouden Pokemonkaart.} \\ \text{Er is nu nog 126 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\)
- \(\text{Loubna gaat 3 dagen in de week lopen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 21 km gelopen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Ayman heeft 48 euro uitgegeven aan een gouden Pokemonkaart.} \\ \text{Er is nu nog 326 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Ayman voor de aankoop?}\)
- \(\text{Loubna gaat 4 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 12 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Jana gaat 4 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 8 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Jana gaat 4 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.6 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Jana gaat 3 dagen in de week lopen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 12 km gelopen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Froukje heeft 3 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 54 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\)
Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.
Verbetersleutel
- \(\text{Mila heeft 5 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 42 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per chocolade} \\
5.x = 42 \\
\Leftrightarrow x = \frac{42}{5} = 8.4 \\
\text{Mila kan maximaal 8.4 euro uitgeven aan een gram chocolade}\)
- \(\text{Lina heeft 7 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 83 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per chocolade} \\
7.x = 83 \\
\Leftrightarrow x = \frac{83}{7} = 11.86 \\
\text{Lina kan maximaal 11.86 euro uitgeven aan een gram chocolade}\)
- \(\text{Nihad gaat 5 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 60 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per tourke} \\
5.x = 60 \\
\Leftrightarrow x = \frac{60}{5} = 12 \\
\text{Nihad legt 12 km af per tourke}\)
- \(\text{Froukje heeft 7 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 71 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\
7.x = 71 \\
\Leftrightarrow x = \frac{71}{7} = 10.14 \\
\text{Froukje kan maximaal 10.14 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
- \(\text{Mohamed heeft 51 euro uitgegeven aan een gouden Pokemonkaart.} \\ \text{Er is nu nog 126 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Mohamed voor de aankoop} \\
x - 51 = 126 \\
\Leftrightarrow x = 126 + 51 = 177 \\
\text{Mohamed had 177 euro}\)
- \(\text{Loubna gaat 3 dagen in de week lopen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 21 km gelopen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per ronde} \\
3.x = 21 \\
\Leftrightarrow x = \frac{21}{3} = 7 \\
\text{Loubna legt 7 km af per ronde}\)
- \(\text{Ayman heeft 48 euro uitgegeven aan een gouden Pokemonkaart.} \\ \text{Er is nu nog 326 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Ayman voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Ayman voor de aankoop} \\
x - 48 = 326 \\
\Leftrightarrow x = 326 + 48 = 374 \\
\text{Ayman had 374 euro}\)
- \(\text{Loubna gaat 4 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 12 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per rondje} \\
4.x = 12 \\
\Leftrightarrow x = \frac{12}{4} = 3 \\
\text{Loubna legt 3 km af per rondje}\)
- \(\text{Jana gaat 4 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 8 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per rondje} \\
4.x = 8 \\
\Leftrightarrow x = \frac{8}{4} = 2 \\
\text{Jana legt 2 km af per rondje}\)
- \(\text{Jana gaat 4 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.6 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per baantje} \\
4.x = 1.6 \\
\Leftrightarrow x = \frac{1.6}{4} = 0.4 \\
\text{Jana legt 0.4 km af per baantje}\)
- \(\text{Jana gaat 3 dagen in de week lopen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 12 km gelopen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per ronde} \\
3.x = 12 \\
\Leftrightarrow x = \frac{12}{3} = 4 \\
\text{Jana legt 4 km af per ronde}\)
- \(\text{Froukje heeft 3 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 54 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per stof} \\
3.x = 54 \\
\Leftrightarrow x = \frac{54}{3} = 18 \\
\text{Froukje kan maximaal 18 euro uitgeven aan een meter stof}\)