Instapvraagstukken

Hoofdmenu Eentje per keer 

Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.

  1. \(\text{Loubna gaat 3 dagen in de week fietsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 36 km gefietst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
  2. \(\text{Maxim heeft 34 euro uitgegeven aan een kerstcadeau voor een vriendin.} \\ \text{Er is nu nog 217 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\)
  3. \(\text{Ayman heeft 41 euro uitgegeven aan een gouden Pokemonkaart.} \\ \text{Er is nu nog 154 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Ayman voor de aankoop?}\)
  4. \(\text{Sarah gaat 4 dagen in de week lopen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 16 km gelopen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
  5. \(\text{Maxim heeft 28 euro uitgegeven aan een nieuwe batterij voor zijn smartphone.} \\ \text{Er is nu nog 114 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\)
  6. \(\text{Warinda heeft 3 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 80 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\)
  7. \(\text{Warinda heeft 4 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 80 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
  8. \(\text{Ayman heeft 36 euro uitgegeven aan een nieuwe batterij voor zijn smartphone.} \\ \text{Er is nu nog 133 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Ayman voor de aankoop?}\)
  9. \(\text{Mohamed heeft 48 euro uitgegeven aan een nieuwe batterij voor zijn smartphone.} \\ \text{Er is nu nog 213 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\)
  10. \(\text{Loubna gaat 5 dagen in de week lopen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 35 km gelopen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
  11. \(\text{Jana gaat 4 dagen in de week schaatsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 8 km geschaatst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
  12. \(\text{Sarah gaat 5 dagen in de week schaatsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 17.5 km geschaatst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)

Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.

Verbetersleutel

  1. \(\text{Loubna gaat 3 dagen in de week fietsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 36 km gefietst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per tourke} \\ 3.x = 36 \\ \Leftrightarrow x = \frac{36}{3} = 12 \\ \text{Loubna legt 12 km af per tourke}\)
  2. \(\text{Maxim heeft 34 euro uitgegeven aan een kerstcadeau voor een vriendin.} \\ \text{Er is nu nog 217 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Maxim voor de aankoop} \\ x - 34 = 217 \\ \Leftrightarrow x = 217 + 34 = 251 \\ \text{Maxim had 251 euro}\)
  3. \(\text{Ayman heeft 41 euro uitgegeven aan een gouden Pokemonkaart.} \\ \text{Er is nu nog 154 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Ayman voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Ayman voor de aankoop} \\ x - 41 = 154 \\ \Leftrightarrow x = 154 + 41 = 195 \\ \text{Ayman had 195 euro}\)
  4. \(\text{Sarah gaat 4 dagen in de week lopen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 16 km gelopen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per ronde} \\ 4.x = 16 \\ \Leftrightarrow x = \frac{16}{4} = 4 \\ \text{Sarah legt 4 km af per ronde}\)
  5. \(\text{Maxim heeft 28 euro uitgegeven aan een nieuwe batterij voor zijn smartphone.} \\ \text{Er is nu nog 114 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Maxim voor de aankoop} \\ x - 28 = 114 \\ \Leftrightarrow x = 114 + 28 = 142 \\ \text{Maxim had 142 euro}\)
  6. \(\text{Warinda heeft 3 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 80 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per chocolade} \\ 3.x = 80 \\ \Leftrightarrow x = \frac{80}{3} = 26.67 \\ \text{Warinda kan maximaal 26.67 euro uitgeven aan een gram chocolade}\)
  7. \(\text{Warinda heeft 4 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 80 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\ 4.x = 80 \\ \Leftrightarrow x = \frac{80}{4} = 20 \\ \text{Warinda kan maximaal 20 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
  8. \(\text{Ayman heeft 36 euro uitgegeven aan een nieuwe batterij voor zijn smartphone.} \\ \text{Er is nu nog 133 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Ayman voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Ayman voor de aankoop} \\ x - 36 = 133 \\ \Leftrightarrow x = 133 + 36 = 169 \\ \text{Ayman had 169 euro}\)
  9. \(\text{Mohamed heeft 48 euro uitgegeven aan een nieuwe batterij voor zijn smartphone.} \\ \text{Er is nu nog 213 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Mohamed voor de aankoop} \\ x - 48 = 213 \\ \Leftrightarrow x = 213 + 48 = 261 \\ \text{Mohamed had 261 euro}\)
  10. \(\text{Loubna gaat 5 dagen in de week lopen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 35 km gelopen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per ronde} \\ 5.x = 35 \\ \Leftrightarrow x = \frac{35}{5} = 7 \\ \text{Loubna legt 7 km af per ronde}\)
  11. \(\text{Jana gaat 4 dagen in de week schaatsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 8 km geschaatst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per rondje} \\ 4.x = 8 \\ \Leftrightarrow x = \frac{8}{4} = 2 \\ \text{Jana legt 2 km af per rondje}\)
  12. \(\text{Sarah gaat 5 dagen in de week schaatsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 17.5 km geschaatst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per rondje} \\ 5.x = 17.5 \\ \Leftrightarrow x = \frac{17.5}{5} = 3.5 \\ \text{Sarah legt 3.5 km af per rondje}\)
Oefeningengenerator vanhoeckes.be/wiskunde 2025-05-19 09:04:55