Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.
- \(\text{Sarah gaat 3 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 36 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Lina heeft 7 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 68 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\)
- \(\text{Loubna gaat 5 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Loubna gaat 4 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 96 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Wouter heeft 57 euro uitgegeven aan een kerstcadeau voor een vriendin.} \\ \text{Er is nu nog 90 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\)
- \(\text{Sarah gaat 4 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.4 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Mila heeft 5 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 75 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
- \(\text{Lina heeft 6 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 37 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
- \(\text{Warinda heeft 3 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 39 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\)
- \(\text{Froukje heeft 4 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 46 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\)
- \(\text{Ayman heeft 28 euro uitgegeven aan een spelletje voor de PlayStation.} \\ \text{Er is nu nog 68 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Ayman voor de aankoop?}\)
- \(\text{Nihad gaat 4 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 14 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.
Verbetersleutel
- \(\text{Sarah gaat 3 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 36 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per tourke} \\
3.x = 36 \\
\Leftrightarrow x = \frac{36}{3} = 12 \\
\text{Sarah legt 12 km af per tourke}\)
- \(\text{Lina heeft 7 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 68 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per chocolade} \\
7.x = 68 \\
\Leftrightarrow x = \frac{68}{7} = 9.71 \\
\text{Lina kan maximaal 9.71 euro uitgeven aan een gram chocolade}\)
- \(\text{Loubna gaat 5 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per baantje} \\
5.x = 1 \\
\Leftrightarrow x = \frac{1}{5} = 0.2 \\
\text{Loubna legt 0.2 km af per baantje}\)
- \(\text{Loubna gaat 4 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 96 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per tourke} \\
4.x = 96 \\
\Leftrightarrow x = \frac{96}{4} = 24 \\
\text{Loubna legt 24 km af per tourke}\)
- \(\text{Wouter heeft 57 euro uitgegeven aan een kerstcadeau voor een vriendin.} \\ \text{Er is nu nog 90 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Wouter voor de aankoop} \\
x - 57 = 90 \\
\Leftrightarrow x = 90 + 57 = 147 \\
\text{Wouter had 147 euro}\)
- \(\text{Sarah gaat 4 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.4 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per baantje} \\
4.x = 1.4 \\
\Leftrightarrow x = \frac{1.4}{4} = 0.35 \\
\text{Sarah legt 0.35 km af per baantje}\)
- \(\text{Mila heeft 5 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 75 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\
5.x = 75 \\
\Leftrightarrow x = \frac{75}{5} = 15 \\
\text{Mila kan maximaal 15 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
- \(\text{Lina heeft 6 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 37 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\
6.x = 37 \\
\Leftrightarrow x = \frac{37}{6} = 6.17 \\
\text{Lina kan maximaal 6.17 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
- \(\text{Warinda heeft 3 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 39 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per stof} \\
3.x = 39 \\
\Leftrightarrow x = \frac{39}{3} = 13 \\
\text{Warinda kan maximaal 13 euro uitgeven aan een meter stof}\)
- \(\text{Froukje heeft 4 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 46 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per stof} \\
4.x = 46 \\
\Leftrightarrow x = \frac{46}{4} = 11.5 \\
\text{Froukje kan maximaal 11.5 euro uitgeven aan een meter stof}\)
- \(\text{Ayman heeft 28 euro uitgegeven aan een spelletje voor de PlayStation.} \\ \text{Er is nu nog 68 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Ayman voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Ayman voor de aankoop} \\
x - 28 = 68 \\
\Leftrightarrow x = 68 + 28 = 96 \\
\text{Ayman had 96 euro}\)
- \(\text{Nihad gaat 4 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 14 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per rondje} \\
4.x = 14 \\
\Leftrightarrow x = \frac{14}{4} = 3.5 \\
\text{Nihad legt 3.5 km af per rondje}\)