Instapvraagstukken

Hoofdmenu Eentje per keer 

Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.

  1. \(\text{Mohamed heeft 25 euro uitgegeven aan een spidermanpak.} \\ \text{Er is nu nog 243 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\)
  2. \(\text{Sarah gaat 4 dagen in de week lopen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 32 km gelopen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
  3. \(\text{Maxim heeft 25 euro uitgegeven aan een kerstcadeau voor een vriendin.} \\ \text{Er is nu nog 85 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\)
  4. \(\text{Mohamed heeft 22 euro uitgegeven aan een gouden Pokemonkaart.} \\ \text{Er is nu nog 126 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\)
  5. \(\text{Froukje heeft 6 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 86 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
  6. \(\text{Maxim heeft 50 euro uitgegeven aan een spidermanpak.} \\ \text{Er is nu nog 158 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\)
  7. \(\text{Nihad gaat 5 dagen in de week zwemmen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 1.25 km gezwommen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
  8. \(\text{Warinda heeft 5 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 48 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\)
  9. \(\text{Nihad gaat 5 dagen in de week schaatsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 12.5 km geschaatst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
  10. \(\text{Wouter heeft 29 euro uitgegeven aan een nieuwe batterij voor zijn smartphone.} \\ \text{Er is nu nog 169 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\)
  11. \(\text{Jana gaat 5 dagen in de week fietsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 75 km gefietst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
  12. \(\text{Maxim heeft 59 euro uitgegeven aan een nieuwe batterij voor zijn smartphone.} \\ \text{Er is nu nog 92 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\)

Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.

Verbetersleutel

  1. \(\text{Mohamed heeft 25 euro uitgegeven aan een spidermanpak.} \\ \text{Er is nu nog 243 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Mohamed voor de aankoop} \\ x - 25 = 243 \\ \Leftrightarrow x = 243 + 25 = 268 \\ \text{Mohamed had 268 euro}\)
  2. \(\text{Sarah gaat 4 dagen in de week lopen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 32 km gelopen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per ronde} \\ 4.x = 32 \\ \Leftrightarrow x = \frac{32}{4} = 8 \\ \text{Sarah legt 8 km af per ronde}\)
  3. \(\text{Maxim heeft 25 euro uitgegeven aan een kerstcadeau voor een vriendin.} \\ \text{Er is nu nog 85 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Maxim voor de aankoop} \\ x - 25 = 85 \\ \Leftrightarrow x = 85 + 25 = 110 \\ \text{Maxim had 110 euro}\)
  4. \(\text{Mohamed heeft 22 euro uitgegeven aan een gouden Pokemonkaart.} \\ \text{Er is nu nog 126 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Mohamed voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Mohamed voor de aankoop} \\ x - 22 = 126 \\ \Leftrightarrow x = 126 + 22 = 148 \\ \text{Mohamed had 148 euro}\)
  5. \(\text{Froukje heeft 6 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 86 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\ 6.x = 86 \\ \Leftrightarrow x = \frac{86}{6} = 14.33 \\ \text{Froukje kan maximaal 14.33 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
  6. \(\text{Maxim heeft 50 euro uitgegeven aan een spidermanpak.} \\ \text{Er is nu nog 158 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Maxim voor de aankoop} \\ x - 50 = 158 \\ \Leftrightarrow x = 158 + 50 = 208 \\ \text{Maxim had 208 euro}\)
  7. \(\text{Nihad gaat 5 dagen in de week zwemmen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 1.25 km gezwommen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per baantje} \\ 5.x = 1.25 \\ \Leftrightarrow x = \frac{1.25}{5} = 0.25 \\ \text{Nihad legt 0.25 km af per baantje}\)
  8. \(\text{Warinda heeft 5 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 48 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per chocolade} \\ 5.x = 48 \\ \Leftrightarrow x = \frac{48}{5} = 9.6 \\ \text{Warinda kan maximaal 9.6 euro uitgeven aan een gram chocolade}\)
  9. \(\text{Nihad gaat 5 dagen in de week schaatsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 12.5 km geschaatst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per rondje} \\ 5.x = 12.5 \\ \Leftrightarrow x = \frac{12.5}{5} = 2.5 \\ \text{Nihad legt 2.5 km af per rondje}\)
  10. \(\text{Wouter heeft 29 euro uitgegeven aan een nieuwe batterij voor zijn smartphone.} \\ \text{Er is nu nog 169 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Wouter voor de aankoop} \\ x - 29 = 169 \\ \Leftrightarrow x = 169 + 29 = 198 \\ \text{Wouter had 198 euro}\)
  11. \(\text{Jana gaat 5 dagen in de week fietsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 75 km gefietst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per tourke} \\ 5.x = 75 \\ \Leftrightarrow x = \frac{75}{5} = 15 \\ \text{Jana legt 15 km af per tourke}\)
  12. \(\text{Maxim heeft 59 euro uitgegeven aan een nieuwe batterij voor zijn smartphone.} \\ \text{Er is nu nog 92 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Maxim voor de aankoop} \\ x - 59 = 92 \\ \Leftrightarrow x = 92 + 59 = 151 \\ \text{Maxim had 151 euro}\)
Oefeningengenerator vanhoeckes.be/wiskunde 2025-05-12 11:14:49