Instapvraagstukken

Hoofdmenu Eentje per keer 

Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.

  1. \(\text{Jana gaat 4 dagen in de week lopen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 28 km gelopen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
  2. \(\text{Lina heeft 4 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 36 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
  3. \(\text{Maxim heeft 50 euro uitgegeven aan een kerstcadeau voor een vriendin.} \\ \text{Er is nu nog 298 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\)
  4. \(\text{Sarah gaat 4 dagen in de week schaatsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 8 km geschaatst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
  5. \(\text{Wouter heeft 59 euro uitgegeven aan een spidermanpak.} \\ \text{Er is nu nog 290 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\)
  6. \(\text{Nihad gaat 6 dagen in de week zwemmen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 1.8 km gezwommen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
  7. \(\text{Loubna gaat 4 dagen in de week fietsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 96 km gefietst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
  8. \(\text{Lina heeft 7 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 79 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\)
  9. \(\text{Lina heeft 4 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 88 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\)
  10. \(\text{Maxim heeft 48 euro uitgegeven aan een spelletje voor de PlayStation.} \\ \text{Er is nu nog 160 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\)
  11. \(\text{Lina heeft 6 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 54 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\)
  12. \(\text{Froukje heeft 5 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 78 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)

Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.

Verbetersleutel

  1. \(\text{Jana gaat 4 dagen in de week lopen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 28 km gelopen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per ronde} \\ 4.x = 28 \\ \Leftrightarrow x = \frac{28}{4} = 7 \\ \text{Jana legt 7 km af per ronde}\)
  2. \(\text{Lina heeft 4 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 36 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\ 4.x = 36 \\ \Leftrightarrow x = \frac{36}{4} = 9 \\ \text{Lina kan maximaal 9 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
  3. \(\text{Maxim heeft 50 euro uitgegeven aan een kerstcadeau voor een vriendin.} \\ \text{Er is nu nog 298 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Maxim voor de aankoop} \\ x - 50 = 298 \\ \Leftrightarrow x = 298 + 50 = 348 \\ \text{Maxim had 348 euro}\)
  4. \(\text{Sarah gaat 4 dagen in de week schaatsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 8 km geschaatst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per rondje} \\ 4.x = 8 \\ \Leftrightarrow x = \frac{8}{4} = 2 \\ \text{Sarah legt 2 km af per rondje}\)
  5. \(\text{Wouter heeft 59 euro uitgegeven aan een spidermanpak.} \\ \text{Er is nu nog 290 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Wouter voor de aankoop} \\ x - 59 = 290 \\ \Leftrightarrow x = 290 + 59 = 349 \\ \text{Wouter had 349 euro}\)
  6. \(\text{Nihad gaat 6 dagen in de week zwemmen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 1.8 km gezwommen.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per baantje} \\ 6.x = 1.8 \\ \Leftrightarrow x = \frac{1.8}{6} = 0.3 \\ \text{Nihad legt 0.3 km af per baantje}\)
  7. \(\text{Loubna gaat 4 dagen in de week fietsen.} \\ \text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\ \text{Aan het einde van de week heeft ze 96 km gefietst.} \\ \text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per tourke} \\ 4.x = 96 \\ \Leftrightarrow x = \frac{96}{4} = 24 \\ \text{Loubna legt 24 km af per tourke}\)
  8. \(\text{Lina heeft 7 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 79 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per chocolade} \\ 7.x = 79 \\ \Leftrightarrow x = \frac{79}{7} = 11.29 \\ \text{Lina kan maximaal 11.29 euro uitgeven aan een gram chocolade}\)
  9. \(\text{Lina heeft 4 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 88 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per stof} \\ 4.x = 88 \\ \Leftrightarrow x = \frac{88}{4} = 22 \\ \text{Lina kan maximaal 22 euro uitgeven aan een meter stof}\)
  10. \(\text{Maxim heeft 48 euro uitgegeven aan een spelletje voor de PlayStation.} \\ \text{Er is nu nog 160 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Maxim voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Maxim voor de aankoop} \\ x - 48 = 160 \\ \Leftrightarrow x = 160 + 48 = 208 \\ \text{Maxim had 208 euro}\)
  11. \(\text{Lina heeft 6 gram chocolade nodig om chocoladecakes te bakken.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 54 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de chocolade per gram maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per chocolade} \\ 6.x = 54 \\ \Leftrightarrow x = \frac{54}{6} = 9 \\ \text{Lina kan maximaal 9 euro uitgeven aan een gram chocolade}\)
  12. \(\text{Froukje heeft 5 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\ \text{Ze heeft een budget van maximaal 78 euro.} \\ \text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\ 5.x = 78 \\ \Leftrightarrow x = \frac{78}{5} = 15.6 \\ \text{Froukje kan maximaal 15.6 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
Oefeningengenerator vanhoeckes.be/wiskunde 2024-05-03 09:24:04