Zet het vraagstuk om in wiskundetaal en bereken
- \(\)Op Neptunus (g = 11 N/kg) ondervindt een voorwerp een zwaartekracht van 220 N.
Bereken de massa van het voorwerp. \(\)
- \(\)Welke zwaartekracht ondervindt een voorwerp van 3 kg op Saturnus (g = 9,05 N/kg)? \(\)
- \(\)Een veer (k = 12 N/m) ondervindt een veerkracht van 31,2 N.
Hoeveel cm rekt zij uit? \(\)
- \(\)Een veer verlengt 800 cm
en ondervindt een veerkracht van 104 N.
Wat is de veerconstante? \(\)
- \(\)Op Mercurius (g = 2,78 N/kg) ondervindt een voorwerp een zwaartekracht van 8,34 N.
Bereken de zwaartekracht van het voorwerp op Venus (g = 8,6 N/kg). \(\)
- \(\)Op de maan (g = 1,62 N/kg) ondervindt een voorwerp een zwaartekracht van 17,82 N.
Bereken de massa van het voorwerp. \(\)
- \(\)Een veer (k = 6 N/m) ondervindt een veerkracht van 14,4 N.
Hoeveel m rekt zij uit? \(\)
- \(\)Een veer (k = 6 N/m) ondervindt een veerkracht van 50,4 N.
Hoeveel m rekt zij uit? \(\)
- \(\)Op Jupiter (g = 22,9 N/kg) ondervindt een voorwerp een zwaartekracht van 45,8 N.
Bereken de massa van het voorwerp. \(\)
- \(\)Een veer (k = 8 N/m) verlengt 650 cm .
Wat is de veerkracht? \(\)
- \(\)Een veer (k = 2 N/m) verlengt 9,9 m .
Wat is de veerkracht? \(\)
- \(\)Een veer (k = 7 N/m) ondervindt een veerkracht van 1,4 N.
Hoeveel dm rekt zij uit? \(\)
Zet het vraagstuk om in wiskundetaal en bereken
Verbetersleutel
- \(m = \dfrac{F_Z}{g} = \dfrac{220N}{11 N/kg} = 20 kg
\\ \text{De massa van het voorwerp is 20 kg}\)
- \(F_Z = m . g = (3 kg) . (9,05 N/kg) = 27,15N
\\ \text{De zwaartekracht die het voorwerp ondervindt op Saturnus is 27,15N }\)
- \(F_V = k . \Delta l
\\ \Leftrightarrow \Delta l = \dfrac{31,2 N}{12 N/m} = 2,6m =260 cm
\\ \text{De veer rekt 260 cm uit}\)
- \(F_V = k . \Delta l
\\ \Leftrightarrow k = \dfrac{F_V}{\Delta l} = \dfrac{104N}{8m}
= 13 N/m
\\ \text{De veerconstante is 13 N/m}\)
- \(m = \dfrac{F_Z}{8,6 N/kg} = \dfrac{8,34 N}{2,78 N/kg}
\\ \Leftrightarrow F_Z = \dfrac{8,34 N .8,6 N/kg}{2,78 N/kg} = 25,8N
\\ \text{De zwaartekracht die het voorwerp ondervindt op Venus is 25,8N }\)
- \(m = \dfrac{F_Z}{g} = \dfrac{17,82N}{1,62 N/kg} = 11 kg
\\ \text{De massa van het voorwerp is 11 kg}\)
- \(F_V = k . \Delta l
\\ \Leftrightarrow \Delta l = \dfrac{14,4 N}{6 N/m} = 2,4m
\\ \text{De veer rekt 2,4 m uit}\)
- \(F_V = k . \Delta l
\\ \Leftrightarrow \Delta l = \dfrac{50,4 N}{6 N/m} = 8,4m
\\ \text{De veer rekt 8,4 m uit}\)
- \(m = \dfrac{F_Z}{g} = \dfrac{45,8N}{22,9 N/kg} = 2 kg
\\ \text{De massa van het voorwerp is 2 kg}\)
- \(F_V = k . \Delta l
\\ \Leftrightarrow F_V = (8 N/m ) . (6,5 m) = 52N
\\ \text{De veerkracht is 52N}\)
- \(F_V = k . \Delta l
\\ \Leftrightarrow F_V = (2 N/m ) . (9,9 m) = 19,8N
\\ \text{De veerkracht is 19,8N}\)
- \(F_V = k . \Delta l
\\ \Leftrightarrow \Delta l = \dfrac{1,4 N}{7 N/m} = 0,2m =2 dm
\\ \text{De veer rekt 2 dm uit}\)