Breuken (reeks 1)

Hoofdmenu Eentje per keer 

Reken uit

  1. \(\)In een vrachtwagen met 252 dozen zijn \(\frac{7}{9}\) van de dozen metalen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{4}\) die gebarsten zijn. Hoeveel metalen doosjes die gebarsten zijn zijn er?\(\)
  2. \(\)In een vrachtwagen met 105 dozen zijn \(\frac{2}{3}\) van de dozen metalen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{4}{7}\) die gedeukt zijn. Hoeveel metalen doosjes die gedeukt zijn zijn er?\(\)
  3. \(\)In een school met 630 leerlingen zijn \(\frac{5}{7}\) van de leerlingen jongens. Hiervan zijn er \(\frac{2}{10}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel jongens die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
  4. \(\)In een school met 216 leerlingen zijn \(\frac{3}{4}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{5}{9}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel meisjes die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
  5. \(\)In een vrachtwagen met 640 dozen zijn \(\frac{4}{8}\) van de dozen metalen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{4}{8}\) die gedeukt zijn. Hoeveel metalen doosjes die gedeukt zijn zijn er?\(\)
  6. \(\)In een doos met 135 prullen zijn \(\frac{4}{9}\) van de prullen sleutelhangers. Hiervan zijn er \(\frac{2}{3}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel sleutelhangers die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
  7. \(\)In een school met 567 leerlingen zijn \(\frac{1}{7}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{5}{9}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel meisjes die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
  8. \(\)In een doos met 45 prullen zijn \(\frac{1}{3}\) van de prullen polsbandjes. Hiervan zijn er \(\frac{2}{5}\) die fluoriscerend zijn. Hoeveel polsbandjes die fluoriscerend zijn zijn er?\(\)
  9. \(\)In een bedrijf met 360 werknemers zijn \(\frac{3}{5}\) van de werknemers vrouwen. Hiervan zijn er \(\frac{4}{8}\) die minstens 3 talen spreken. Hoeveel vrouwen die minstens 3 talen spreken zijn er?\(\)
  10. \(\)In een school met 108 leerlingen zijn \(\frac{2}{4}\) van de leerlingen meisjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{3}\) die met de fiets naar school komen. Hoeveel meisjes die met de fiets naar school komen zijn er?\(\)
  11. \(\)In een vrachtwagen met 504 dozen zijn \(\frac{8}{9}\) van de dozen kartonnen doosjes. Hiervan zijn er \(\frac{5}{7}\) die gebarsten zijn. Hoeveel kartonnen doosjes die gebarsten zijn zijn er?\(\)
  12. \(\)In een doos met 63 stukken snoepgoed zijn \(\frac{5}{7}\) van de stukken snoepgoed gele snoepjes. Hiervan zijn er \(\frac{1}{3}\) die een ronde vorm hebben. Hoeveel gele snoepjes die een ronde vorm hebben zijn er?\(\)

Reken uit

Verbetersleutel

  1. \(\frac{7}{9}\times\frac{1}{4}\times 252=49\text{ metalen doosjes die gebarsten zijn}\)
  2. \(\frac{2}{3}\times\frac{4}{7}\times 105=40\text{ metalen doosjes die gedeukt zijn}\)
  3. \(\frac{5}{7}\times\frac{2}{10}\times 630=90\text{ jongens die met de fiets naar school komen}\)
  4. \(\frac{3}{4}\times\frac{5}{9}\times 216=90\text{ meisjes die met de fiets naar school komen}\)
  5. \(\frac{4}{8}\times\frac{4}{8}\times 640=160\text{ metalen doosjes die gedeukt zijn}\)
  6. \(\frac{4}{9}\times\frac{2}{3}\times 135=40\text{ sleutelhangers die fluoriscerend zijn}\)
  7. \(\frac{1}{7}\times\frac{5}{9}\times 567=45\text{ meisjes die met de fiets naar school komen}\)
  8. \(\frac{1}{3}\times\frac{2}{5}\times 45=6\text{ polsbandjes die fluoriscerend zijn}\)
  9. \(\frac{3}{5}\times\frac{4}{8}\times 360=108\text{ vrouwen die minstens 3 talen spreken}\)
  10. \(\frac{2}{4}\times\frac{1}{3}\times 108=18\text{ meisjes die met de fiets naar school komen}\)
  11. \(\frac{8}{9}\times\frac{5}{7}\times 504=320\text{ kartonnen doosjes die gebarsten zijn}\)
  12. \(\frac{5}{7}\times\frac{1}{3}\times 63=15\text{ gele snoepjes die een ronde vorm hebben}\)
Oefeningengenerator vanhoeckes.be/wiskunde 2024-04-20 15:27:01