Eenvoudige vraagstukken

Hoofdmenu Eentje per keer 

Vertaal naar een wiskundige vergelijking. Los op door gebruik te maken van het stappenplan.

  1. \(\)als je een tiende van een getal aftrekt van een derde van dat getal, dan krijg je 7 . Wat is dat getal? \(\)
  2. \(\)je betaalt 45 eurocent voor een cola. De kassierster geeft je 2 eurocent terug. Hoeveel kost een cola ?\(\)
  3. \(\)als je een zevende van een getal aftrekt van een helft van dat getal, dan krijg je 5 . Wat is dat getal? \(\)
  4. \(\)als je een getal vermindert met 30 bekom je -2. Wat is het getal?\(\)
  5. \(\) het verschil van het drievoud van een getal en tien is gelijk aan de som van een vijfde van het getal en 74. Wat is het getal?\(\)
  6. \(\)je betaalt 20 eurocent voor een zakje chips, maar de kassierster zegt dat je 3 eurocent tekortkomt. Hoeveel kost een zakje chips ?\(\)
  7. \(\) het verschil van het vijfvoud van een getal en drie is gelijk aan de som van een derde van het getal en 81. Wat is het getal?\(\)
  8. \(\)als je een twaalfde van een getal aftrekt van een elfde van dat getal, dan krijg je 5 . Wat is dat getal? \(\)
  9. \(\) het verschil van het zesvoud van een getal en zeven is gelijk aan de som van een vijfde van het getal en 80. Wat is het getal?\(\)
  10. \(\)als je een negende van een getal aftrekt van een vijfde van dat getal, dan krijg je 4 . Wat is dat getal? \(\)
  11. \(\) het verschil van het negenvoud van een getal en zeven is gelijk aan de som van een zesde van het getal en 258. Wat is het getal?\(\)
  12. \(\)als je een tiende van een getal aftrekt van een negende van dat getal, dan krijg je 4 . Wat is dat getal? \(\)

Vertaal naar een wiskundige vergelijking. Los op door gebruik te maken van het stappenplan.

Verbetersleutel

  1. \( \frac{1}{3}x-\frac{1}{10}x=7 \overset{\mbox{ .30 }}{ \Leftrightarrow } 10x-3x=210 \Leftrightarrow 7x=210 \Leftrightarrow x=30\)
  2. \(x=45 - 2 \Leftrightarrow x=43\)
  3. \( \frac{1}{2}x-\frac{1}{7}x=5 \overset{\mbox{ .14 }}{ \Leftrightarrow } 7x-2x=70 \Leftrightarrow 5x=70 \Leftrightarrow x=14\)
  4. \(x-30 = -2\Leftrightarrow x=-2+ 30 \Leftrightarrow x = 28\)
  5. \( 3 x-10=\frac{x}{5}+74 \overset{\mbox{ .5 }}{ \Leftrightarrow } 15x-50=x+370 \Leftrightarrow 15x-x=370+50 \Leftrightarrow 14x=420 \Leftrightarrow x=30\)
  6. \(x=20 + 3 \Leftrightarrow x=23\)
  7. \( 5 x-3=\frac{x}{3}+81 \overset{\mbox{ .3 }}{ \Leftrightarrow } 15x-9=x+243 \Leftrightarrow 15x-x=243+9 \Leftrightarrow 14x=252 \Leftrightarrow x=18\)
  8. \( \frac{1}{11}x-\frac{1}{12}x=5 \overset{\mbox{ .132 }}{ \Leftrightarrow } 12x-11x=660 \Leftrightarrow 1x=660 \Leftrightarrow x=660\)
  9. \( 6 x-7=\frac{x}{5}+80 \overset{\mbox{ .5 }}{ \Leftrightarrow } 30x-35=x+400 \Leftrightarrow 30x-x=400+35 \Leftrightarrow 29x=435 \Leftrightarrow x=15\)
  10. \( \frac{1}{5}x-\frac{1}{9}x=4 \overset{\mbox{ .45 }}{ \Leftrightarrow } 9x-5x=180 \Leftrightarrow 4x=180 \Leftrightarrow x=45\)
  11. \( 9 x-7=\frac{x}{6}+258 \overset{\mbox{ .6 }}{ \Leftrightarrow } 54x-42=x+1548 \Leftrightarrow 54x-x=1548+42 \Leftrightarrow 53x=1590 \Leftrightarrow x=30\)
  12. \( \frac{1}{9}x-\frac{1}{10}x=4 \overset{\mbox{ .90 }}{ \Leftrightarrow } 10x-9x=360 \Leftrightarrow 1x=360 \Leftrightarrow x=360\)
Oefeningengenerator vanhoeckes.be/wiskunde 2025-04-26 07:03:02