Eenvoudige vraagstukken

Hoofdmenu Eentje per keer 

Vertaal naar een wiskundige vergelijking. Los op door gebruik te maken van het stappenplan.

  1. \(\)als je een getal vermeerdert met 25 bekom je 41. Wat is het getal?\(\)
  2. \(\) het verschil van het vijfvoud van een getal en acht is gelijk aan de som van een achtste van het getal en 226. Wat is het getal?\(\)
  3. \(\) het verschil van het viervoud van een getal en vijf is gelijk aan de som van een vijfde van het getal en 109. Wat is het getal?\(\)
  4. \(\) het verschil van het zesvoud van een getal en zeven is gelijk aan de som van een vijfde van het getal en 80. Wat is het getal?\(\)
  5. \(\)als je een elfde van een getal aftrekt van een negende van dat getal, dan krijg je 10 . Wat is dat getal? \(\)
  6. \(\) het verschil van het negenvoud van een getal en acht is gelijk aan de som van een zesde van het getal en 98. Wat is het getal?\(\)
  7. \(\)je betaalt 20 eurocent voor een cola. De kassierster geeft je 7 eurocent terug. Hoeveel kost een cola ?\(\)
  8. \(\)als je een zevende van een getal aftrekt van een helft van dat getal, dan krijg je 5 . Wat is dat getal? \(\)
  9. \(\)als je een negende van een getal aftrekt van een helft van dat getal, dan krijg je 14 . Wat is dat getal? \(\)
  10. \(\)als je een zevende van een getal aftrekt van een vijfde van dat getal, dan krijg je 6 . Wat is dat getal? \(\)
  11. \(\)als je een getal vermindert met 40 bekom je 16. Wat is het getal?\(\)
  12. \(\)als je een twaalfde van een getal aftrekt van een elfde van dat getal, dan krijg je 5 . Wat is dat getal? \(\)

Vertaal naar een wiskundige vergelijking. Los op door gebruik te maken van het stappenplan.

Verbetersleutel

  1. \(x+25 = 41\Leftrightarrow x=41- 25 \Leftrightarrow x = 16\)
  2. \( 5 x-8=\frac{x}{8}+226 \overset{\mbox{ .8 }}{ \Leftrightarrow } 40x-64=x+1808 \Leftrightarrow 40x-x=1808+64 \Leftrightarrow 39x=1872 \Leftrightarrow x=48\)
  3. \( 4 x-5=\frac{x}{5}+109 \overset{\mbox{ .5 }}{ \Leftrightarrow } 20x-25=x+545 \Leftrightarrow 20x-x=545+25 \Leftrightarrow 19x=570 \Leftrightarrow x=30\)
  4. \( 6 x-7=\frac{x}{5}+80 \overset{\mbox{ .5 }}{ \Leftrightarrow } 30x-35=x+400 \Leftrightarrow 30x-x=400+35 \Leftrightarrow 29x=435 \Leftrightarrow x=15\)
  5. \( \frac{1}{9}x-\frac{1}{11}x=10 \overset{\mbox{ .99 }}{ \Leftrightarrow } 11x-9x=990 \Leftrightarrow 2x=990 \Leftrightarrow x=495\)
  6. \( 9 x-8=\frac{x}{6}+98 \overset{\mbox{ .6 }}{ \Leftrightarrow } 54x-48=x+588 \Leftrightarrow 54x-x=588+48 \Leftrightarrow 53x=636 \Leftrightarrow x=12\)
  7. \(x=20 - 7 \Leftrightarrow x=13\)
  8. \( \frac{1}{2}x-\frac{1}{7}x=5 \overset{\mbox{ .14 }}{ \Leftrightarrow } 7x-2x=70 \Leftrightarrow 5x=70 \Leftrightarrow x=14\)
  9. \( \frac{1}{2}x-\frac{1}{9}x=14 \overset{\mbox{ .18 }}{ \Leftrightarrow } 9x-2x=252 \Leftrightarrow 7x=252 \Leftrightarrow x=36\)
  10. \( \frac{1}{5}x-\frac{1}{7}x=6 \overset{\mbox{ .35 }}{ \Leftrightarrow } 7x-5x=210 \Leftrightarrow 2x=210 \Leftrightarrow x=105\)
  11. \(x-40 = 16\Leftrightarrow x=16+ 40 \Leftrightarrow x = 56\)
  12. \( \frac{1}{11}x-\frac{1}{12}x=5 \overset{\mbox{ .132 }}{ \Leftrightarrow } 12x-11x=660 \Leftrightarrow 1x=660 \Leftrightarrow x=660\)
Oefeningengenerator vanhoeckes.be/wiskunde 2024-04-24 09:19:51