Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.
- \(\text{Lina heeft 6 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 49 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
- \(\text{Loubna gaat 3 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 63 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Froukje heeft 5 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 44 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
- \(\text{Jana gaat 6 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 72 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Warinda heeft 5 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 47 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\)
- \(\text{Froukje heeft 7 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 59 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
- \(\text{Nihad gaat 4 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 14 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Ayman heeft 49 euro uitgegeven aan een kerstcadeau voor een vriendin.} \\ \text{Er is nu nog 220 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Ayman voor de aankoop?}\)
- \(\text{Wouter heeft 58 euro uitgegeven aan een spidermanpak.} \\ \text{Er is nu nog 227 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\)
- \(\text{Mila heeft 3 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 77 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
- \(\text{Mila heeft 7 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 45 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\)
- \(\text{Loubna gaat 3 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 10.5 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.
Verbetersleutel
- \(\text{Lina heeft 6 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 49 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\
6.x = 49 \\
\Leftrightarrow x = \frac{49}{6} = 8.17 \\
\text{Lina kan maximaal 8.17 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
- \(\text{Loubna gaat 3 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 63 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per tourke} \\
3.x = 63 \\
\Leftrightarrow x = \frac{63}{3} = 21 \\
\text{Loubna legt 21 km af per tourke}\)
- \(\text{Froukje heeft 5 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 44 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\
5.x = 44 \\
\Leftrightarrow x = \frac{44}{5} = 8.8 \\
\text{Froukje kan maximaal 8.8 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
- \(\text{Jana gaat 6 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 72 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per tourke} \\
6.x = 72 \\
\Leftrightarrow x = \frac{72}{6} = 12 \\
\text{Jana legt 12 km af per tourke}\)
- \(\text{Warinda heeft 5 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 47 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per stof} \\
5.x = 47 \\
\Leftrightarrow x = \frac{47}{5} = 9.4 \\
\text{Warinda kan maximaal 9.4 euro uitgeven aan een meter stof}\)
- \(\text{Froukje heeft 7 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 59 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\
7.x = 59 \\
\Leftrightarrow x = \frac{59}{7} = 8.43 \\
\text{Froukje kan maximaal 8.43 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
- \(\text{Nihad gaat 4 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 14 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per rondje} \\
4.x = 14 \\
\Leftrightarrow x = \frac{14}{4} = 3.5 \\
\text{Nihad legt 3.5 km af per rondje}\)
- \(\text{Ayman heeft 49 euro uitgegeven aan een kerstcadeau voor een vriendin.} \\ \text{Er is nu nog 220 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Ayman voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Ayman voor de aankoop} \\
x - 49 = 220 \\
\Leftrightarrow x = 220 + 49 = 269 \\
\text{Ayman had 269 euro}\)
- \(\text{Wouter heeft 58 euro uitgegeven aan een spidermanpak.} \\ \text{Er is nu nog 227 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Wouter voor de aankoop} \\
x - 58 = 227 \\
\Leftrightarrow x = 227 + 58 = 285 \\
\text{Wouter had 285 euro}\)
- \(\text{Mila heeft 3 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 77 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\
3.x = 77 \\
\Leftrightarrow x = \frac{77}{3} = 25.67 \\
\text{Mila kan maximaal 25.67 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)
- \(\text{Mila heeft 7 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 45 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per stof} \\
7.x = 45 \\
\Leftrightarrow x = \frac{45}{7} = 6.43 \\
\text{Mila kan maximaal 6.43 euro uitgeven aan een meter stof}\)
- \(\text{Loubna gaat 3 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 10.5 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per rondje} \\
3.x = 10.5 \\
\Leftrightarrow x = \frac{10.5}{3} = 3.5 \\
\text{Loubna legt 3.5 km af per rondje}\)