Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.
- \(\text{Loubna gaat 6 dagen in de week lopen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 30 km gelopen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Loubna gaat 6 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.2 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Wouter heeft 37 euro uitgegeven aan een spelletje voor de PlayStation.} \\ \text{Er is nu nog 254 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\)
- \(\text{Mila heeft 5 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 65 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\)
- \(\text{Jana gaat 6 dagen in de week lopen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 48 km gelopen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Nihad gaat 6 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 126 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Nihad gaat 6 dagen in de week lopen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 30 km gelopen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Froukje heeft 6 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 67 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\)
- \(\text{Sarah gaat 4 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.6 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Loubna gaat 4 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 16 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Nihad gaat 3 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 10.5 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\)
- \(\text{Mila heeft 7 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 45 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\)
Gebruik het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken.
Verbetersleutel
- \(\text{Loubna gaat 6 dagen in de week lopen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 30 km gelopen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per ronde} \\
6.x = 30 \\
\Leftrightarrow x = \frac{30}{6} = 5 \\
\text{Loubna legt 5 km af per ronde}\)
- \(\text{Loubna gaat 6 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.2 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per baantje} \\
6.x = 1.2 \\
\Leftrightarrow x = \frac{1.2}{6} = 0.2 \\
\text{Loubna legt 0.2 km af per baantje}\)
- \(\text{Wouter heeft 37 euro uitgegeven aan een spelletje voor de PlayStation.} \\ \text{Er is nu nog 254 euro over.} \\ \text{Hoeveel geld had Wouter voor de aankoop?}\\ \text{x is de hoeveelheid geld van Wouter voor de aankoop} \\
x - 37 = 254 \\
\Leftrightarrow x = 254 + 37 = 291 \\
\text{Wouter had 291 euro}\)
- \(\text{Mila heeft 5 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 65 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per stof} \\
5.x = 65 \\
\Leftrightarrow x = \frac{65}{5} = 13 \\
\text{Mila kan maximaal 13 euro uitgeven aan een meter stof}\)
- \(\text{Jana gaat 6 dagen in de week lopen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 48 km gelopen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per ronde} \\
6.x = 48 \\
\Leftrightarrow x = \frac{48}{6} = 8 \\
\text{Jana legt 8 km af per ronde}\)
- \(\text{Nihad gaat 6 dagen in de week fietsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal tourkes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 126 km gefietst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per tourke} \\
6.x = 126 \\
\Leftrightarrow x = \frac{126}{6} = 21 \\
\text{Nihad legt 21 km af per tourke}\)
- \(\text{Nihad gaat 6 dagen in de week lopen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 30 km gelopen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per ronde} \\
6.x = 30 \\
\Leftrightarrow x = \frac{30}{6} = 5 \\
\text{Nihad legt 5 km af per ronde}\)
- \(\text{Froukje heeft 6 meter stof nodig om een kleedje te maken.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 67 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de stof per meter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per stof} \\
6.x = 67 \\
\Leftrightarrow x = \frac{67}{6} = 11.17 \\
\text{Froukje kan maximaal 11.17 euro uitgeven aan een meter stof}\)
- \(\text{Sarah gaat 4 dagen in de week zwemmen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal baantjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 1.6 km gezwommen.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per baantje} \\
4.x = 1.6 \\
\Leftrightarrow x = \frac{1.6}{4} = 0.4 \\
\text{Sarah legt 0.4 km af per baantje}\)
- \(\text{Loubna gaat 4 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 16 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per rondje} \\
4.x = 16 \\
\Leftrightarrow x = \frac{16}{4} = 4 \\
\text{Loubna legt 4 km af per rondje}\)
- \(\text{Nihad gaat 3 dagen in de week schaatsen.} \\
\text{Ze doet elke keer hetzelfde aantal rondjes.} \\
\text{Aan het einde van de week heeft ze 10.5 km geschaatst.} \\
\text{Hoeveel km legt ze af per dag?}\\ \text{x is het aantal km per rondje} \\
3.x = 10.5 \\
\Leftrightarrow x = \frac{10.5}{3} = 3.5 \\
\text{Nihad legt 3.5 km af per rondje}\)
- \(\text{Mila heeft 7 liter frisdrank nodig om mee te nemen naar een feestje.} \\
\text{Ze heeft een budget van maximaal 45 euro.} \\
\text{Hoeveel mag de frisdrank per liter maximaal kosten?}\\ \text{x is maximale kost per frisdrank} \\
7.x = 45 \\
\Leftrightarrow x = \frac{45}{7} = 6.43 \\
\text{Mila kan maximaal 6.43 euro uitgeven aan een liter frisdrank}\)